Stel, u hebt reeds jaren een vertrouwensrelatie met een belangrijke cliënt voor wie u diens beleggingsportefeuille beheert. U nodigt hem uit voor een gesprek omtrent de toekomstige (fiscale) structurering ervan. Tijdens dit gesprek blijkt dat de cliënt verwacht de gelden in de effectenportefeuille de komende jaren niet nodig te hebben.

Rekening houdend met deze context biedt u de cliënt twee keuzemogelijkheden aan:

(1) Ofwel doet hij voor zijn beleggingsportefeuille elk jaar een fiscale aangifte, wetende dat deze steeds complexer wordt en jaar na jaar weer de nodige administratieve rompslomp met zich teweeg brengt en regelmatig worden de belastingtarieven verhoogd; 

(2) Ofwel betaalt hij een éénmalige instapbelasting van 2% en nadien zal de beleggingsportefeuille in de jaarlijkse belastingaangifte weinig of geen administratieve formaliteiten met zich meebrengen. Verder zal deze instapbelasting vrij snel zijn geneutraliseerd, hetgeen uiteraard een besparing oplevert want hij belegt vanaf dat moment belastingvrij. Dit leidt dan weer tot een verhoging van het rendement van de portefeuille. Bovendien toont het verleden aan dat deze tweede optie vanuit fiscaal oogpunt ook nog stabiel blijkt te zijn.

Indien de casus zo éénvoudig wordt geformuleerd lijkt het antwoord erop ook erg duidelijk: het leidt geen twijfel dat elke rationele belegger meteen een keuze zal maken voor de tweede keuzemogelijkheid. Nochtans weet u dat – zoals vaak in het leven – het maken van de meest rationele keuze voor vele mensen niet evident blijkt te zijn.

Immers, indien een Belgische belegger in de praktijk met deze situatie wordt geconfronteerd, wordt de tweede optie vaak niet eens overwogen. Om dit aan te tonen worden hieronder enkele hoofdlijnen weergegeven van de fiscale complexiteit waarmee elke belegger met woonplaats in België te maken heeft.
 

Het direct aanhouden van een beleggingsportefeuille door een Belgische belegger

Indien de beleggingsportefeuille direct wordt aangehouden door een belegger met woonplaats in België, is de fiscaliteit ervan 3-ledig en complex. Zij bestaat in grote lijnen uit de volgende 3 bestanddelen : 

-    De roerende voorheffing:

Het basisprincipe van de roerende voorheffing is relatief éénvoudig: de inkomsten van roerende aard (zoals dividenden, interesten, enz.) worden onderworpen aan een belastingheffing van inmiddels reeds 30%. Dit tarief werd sedert 2012 reeds 4 maal verhoogd (de roerende voorheffing op intresten werd zelfs verdubbeld).

Wie zijn effectenrekening bij een Belgische bank aanhoudt, zal hier op het eerste zicht weinig administratieve hinder van ondervinden. De Belgische bank zal deze belasting in de meeste gevallen onmiddellijk bevrijdend inhouden. Toch is dit niet steeds het geval: bijvoorbeeld, indien de effectenportefeuille kapitaliserende fondsen bevat die door de Belgische belastingadministratie als fiscaal transparant worden beschouwd (zoals bijvoorbeeld de bekende fondsen ‘Carmignac Patrimoine’ of ‘Flossbach von Storch Muti Opportunities’), dient de belastingplichtige zelf het gedeelte van de gerealiseerde meerwaarde in de belastingaangifte aan te geven waarover roerende voorheffing dient te worden betaald.

Ontvangen dividenden zijn sedert dit jaar voor 640 EURO vrijgesteld van roerende voorheffing, maar dit zorgt dan weer voor een bijkomende administratieve complicatie in de belastingaangifte om de vrijstelling terug te vorderen en te bekomen. 

Helemaal ingewikkeld kan het worden wanneer de belastingplichtige buiten België betaalde roerende voorheffing wenst terug te vorderen. In dat geval zal de belastingplichtige bepaalde bijkomende administratieve formaliteiten dienen uit te voeren. 

Verder vereist het aanhouden van een effectenrekening bij een buitenlandse bankinstelling dat deze laatste een goede fiscale rapportering ter beschikking stelt om de belastingplichtige in staat te stellen een correcte belastingaangifte van de roerende voorheffing te doen.

-    De taxatie op de beursverrichtingen (TOB):
    
Op de meeste transacties (aan- of verkoop) die worden uitgevoerd in de beleggingsportefeuille, zal er een taks op de beursverrichtingen (TOB) worden ingehouden die afhankelijk van het beleggingsproduct waarin wordt geïnvesteerd 0,12%, 0,35% (bij aandelen en obligaties) of 1,32% bedraagt. Ook het tarief van deze belasting werd de voorbije jaren reeds meerdere malen verhoogd. 

De tarieven van de TOB lijken op het eerste zicht beheersbaar, maar deze belasting loopt aardig op indien er regelmatig transacties in de portefeuille worden uitgevoerd. Bij het aanhouden van de portefeuille bij een buitenlandse bank die de TOB niet zelf inhoudt, leidt de aangifte ervan bovendien tot heel wat administratieve rompslomp voor de cliënt die de aangifte en de betaling van deze belasting zelf dient te doen. 
 
Verder leidt deze belasting soms tot erg onaangename verassingen: bijvoorbeeld, bij de verkoop van een kapitaliserend fonds dient automatisch 1,32% TOB te worden betaald, zelfs als men dit fonds verkoopt met verlies.

-    De taks op de effectenrekeningen*:
   
In 2018 werd een nieuwe belasting ingevoerd, de jaarlijkse taks op effectenrekening die momenteel 0,15% bedraagt. Deze dient te worden betaald op de volledige waarde van effectenrekeningen op naam van natuurlijke personen die voornamelijk beleggen in beursgenoteerde aandelen, obligaties en fondsen en waarvan de waarde 500.000 EURO of meer bedraagt. 

Een eerste concreet gevolg van deze nieuwe belasting is dat elke belastingplichtige vanaf het belastingjaar 2018 dient aan te geven of hij in het belastbaar tijdperk titularis is geweest van een effectenrekening, ongeacht of deze een lagere of een hogere waarde heeft dan 500.000 EURO (cf. codes 1072-92 en 2071-62 van de belastingaangifte). 

Vervolgens dient met verschillende situaties rekening te worden gehouden. Indien de taks automatisch werd ingehouden door de financiële instelling, dan zal de Belgische belegger dienen na te gaan of de inhouding al dan niet correct gebeurde, rekening houdende met zijn globaal roerend vermogen. Indien de taks niet automatisch werd ingehouden door de financiële instelling (hetgeen meestal het geval zal zijn indien men effectenrekeningen aanhoudt bij buitenlandse financiële instellingen), dient de aangifte te gebeuren via de belastingaangifte. Hiervoor kunnen ingewikkelde berekeningen noodzakelijk zijn, onder meer indien de belastingplichtige verschillende effectenrekeningen aanhoudt bij verschillende financiële instellingen. 

Helemaal ingewikkeld wordt de belastingaangifte inzake de taks op de effectenrekeningen indien een effectenrekening wordt aangehouden door meerdere titularissen of indien een effectenrekening in gesplitste eigendom wordt aangehouden (vruchtgebruik/naakte eigendom). In dat geval dienen deze verschillende belastingplichtigen een gezamenlijke aangifte in te dienen, waarbij situaties denkbaar zijn waarin aan één van de titularissen een hoger bedrag wordt aangerekend dan hetgeen hij verschuldigd is. In dat geval dient een verzoek tot terugvordering bij de belastingadministratie te worden ingediend. Dit kan echter zo complex en formalistisch worden dat door sommigen wordt aangeraden om het verzoek tot terugvordering niet te doen en de titularissen onderling te laten overeenkomen hoe de ingehouden taks onder hen dient te worden verdeeld.
 

Het aanhouden van een levensverzekering van het type Tak 23 gekoppeld aan een geïndividualiseerd beleggingsfonds door een Belgische belegger

De levensverzekering van het type Tak 23 gekoppeld aan een geïndividualiseerd of toegewezen beleggingsfonds wordt sedert jaren aangeboden door Luxemburgse verzekeringsmaatschappijen en is daarom sedert lange tijd een vertrouwd gegeven in het Belgische levensverzekeringslandschap. Sinds 2016 deed het helemaal officieel zijn intrede in het Belgische regelgeving door een aantal rulings van de dienst Voorafgaande Beslissingen.

Het is een product op maat van de cliënt, waarbij het aan het verzekeringscontract onderliggend beleggingsfonds volledig aan de cliënt wordt toegewezen. Voorwaarde is wel dat dit beleggingsfonds volledig discretionair, dus zonder inmenging van de cliënt, wordt beheerd. De cliënt kan wel de beheerder en de depositobank van zijn keuze aan de verzekeringsonderneming voorstellen, onder voorbehoud van aanvaarding door de verzekeringsmaatschappij.

Bij de instap in de levensverzekering van het type Tak 23 gekoppeld aan een geïndividualiseerd of toegewezen beleggingsfonds wordt een éénmalige premietaks van 2% ingehouden (die sedert 2013 niet werd gewijzigd). Enkel voor levensverzekeringen die in België worden afgesloten naar Belgisch recht is bijkomend ook een jaarlijkse abonnementstaks van 0,0925% verschuldigd.

Indien de tegoeden zich binnen de levensverzekering bevinden, is de belastingplichtige geen roerende voorheffing, TOB of taks op de effectenrekeningen verschuldigd. 

Dit impliceert dat geen aangifte dient te worden gedaan in de belastingaangifte van de inkomsten die worden gegenereerd in de levensverzekering en er is ook geen belasting bij de uitstap uit de verzekering. Alles samen betekent dit uiteraard een belangrijke administratieve vereenvoudiging voor de cliënt.
 

De uiteindelijke keuze van de belegger…

De levensverzekering van het type Tak 23 gekoppeld aan een geïndividualiseerd of toegewezen beleggingsfonds lijkt dus nauw aan te sluiten bij de tweede optie die wordt beschreven in de casus in de inleiding. Uiteraard mag de belegger zich bij het maken van de keuze omtrent de structurering van zijn beleggingsportefeuille niet enkel laten leiden door louter fiscale motieven… 

Evenwel biedt de levensverzekering nog een aantal bijkomende troeven die deze keuze kunnen vergemakkelijken en die toelaten om op de beste wijze te beantwoorden aan de behoefte van de cliënt (veiligheidsdriehoek, mogelijkheden tot successieplanning, vermogensbescherming, internationale mobiliteit, enz.).

* Wij merken op dat de belasting op de effectenrekeningen inmiddels ongrondwettelijk werd verklaard door het Belgische Grondwettelijk Hof in een arrest van 17 oktober 2019. Sindsdien is deze taxatie van 0,15% die van toepassing was op effectenrekeningen boven de 500.000 EURO niet meer van toepassing. Gelet op de budgettaire behoeften van de Belgische Staat, wordt er evenwel verwacht dat deze belasting in de toekomst opnieuw zal worden ingevoerd in de Belgische fiscaliteit onder een andere vorm en/of met licht aangepaste modaliteiten.

Nicolaas Vancrombrugge
Senior Wealth Planner Belgium